23 januari 2021

  Zonnetje 40 - Avondklok in Amsterdam

Vanavond is om 9 uur de avondklok ingegaan. Avondklok. Ik vind het een beklemmend woord. Ik kan de keren dat ik in het afgelopen jaar nog na negen uur ’s avonds op straat was op één hand tellen, maar toch benauwt het mij. Waarom? Ik krijg het antwoord op die vraag als ik naar het journaal kijk. Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben we geen avondklok meer gehad in Nederland.

Het is 9 uur. Ik trek een vest aan en neem een plaid mee naar het voorbalkon waar ik bijna nooit zit vanwege de geluidsoverlast. Mijn man en ik wonen in een appartement op driehoog in Amsterdam, op de hoek van de altijd drukke Van Woustraat. Ik sla de plaid om me heen en ga op een van de balkonstoeltjes zitten.

Onwerkelijk. Het afgelopen jaar zijn we al gewend geraakt aan het feit dat er geen toeristen meer door de straten van Amsterdam lopen, dat de horeca dicht is, dus sowieso weinig mensen op de been, maar nu is het surreëel. Absolute stilte. Een verdwaalde fietser met een vierkante rugtas op zijn rug die op weg is naar een klant om een pizza te bezorgen. Aan de overkant zie ik een man met een hond. Ik heb hen wel vaker gespot: een man met hangende schouders die aan het einde van zijn dag óók nog eens de hond moet uitlaten. Een hond waar ook weinig muziek meer in zit. Op een of andere manier zien ze er vanavond anders uit: ik kan het gezicht van de man niet zien, maar zowel baasje als hond stralen iets anders uit dan normaal. Iets triomfantelijks, misschien. Omdat zij nu iets doen dat andere burgers zonder hond niet mogen doen.

Stilte. Ik registreer de stilte. Het drukke verkeer dat ik hier hoor sinds ik hier ruim twaalf jaar geleden ben komen wonen, registreer ik allang niet meer. Heel soms, in de zomer, als ik naar muziek wil luisteren, of iets Nederlandstaligs op de tv wil zien, dan doe ik wel eens geïrriteerd ramen en balkondeuren dicht om alle motoren en rinkelende trams, het geroezemoes van groepen toeristen en jongeren buiten te sluiten. Maar dat is al heel lang niet meer aan de hand.

Zittend op het balkon moet ik ineens denken aan mijn oma. Ze leeft allang niet meer, maar vroeger kwam ik als kind vaak bij haar. Ik was erg geïntrigeerd door de Tweede Wereldoorlog en stelde haar daar veel vragen over. Gelukkig was ze altijd erg open over die periode en beantwoordde dan ook al mijn vragen. Die gingen niet eens zozeer over de wereldpolitiek die heerste in die tijd, maar gewoon over het dagelijks leven. Ik vroeg haar vaak of ze niet de hele dag bang waren in die tijd. Het was voor mij ook onbegrijpelijk dat opa en oma twee kinderen kregen in die bizarre tijd. Bovendien zat opa in het verzet en hielden ze onderduikers verborgen. Oma probeerde het wel om het me uit te leggen: ze kon niet vijf jaar lang alleen maar bang zijn en zich onder een steen verbergen. Hoewel iedereen zich bewust was van de oorlog en snakte naar het einde ervan, het dagelijkse leven was er ook gewoon. Mensen moesten eten, hadden kleren nodig en hadden ook de behoefte aan liefde en huiselijkheid. Ze werden niet elke ochtend meer wakker met de idee: ‘o ja, het is oorlog!’

Ik heb altijd heel veel respect voor mensen die de Tweede Wereldoorlog overleefd hebben. Vooral voor de mensen die zich als helden hebben gedragen. Zou ik een held zijn geweest? Die vraag heb ik me vaak gesteld en ik was bang dat ik een lafaard zou zijn geweest.

Is de situatie waarin ons land, waarin onze wereld zich bevindt ook niet te vergelijken met een oorlog? Nee, geen Adolf Hitler, maar het Coronavirus. Nee, geen geweren, maar vaccinaties en maatregelen tegen het virus. Hoe mooi zou het zijn als wij deze oorlog winnen! Als we ons allemaal houden aan de maatregelen, anderhalve meter afstand houden, mondkapjes dragen, zo veel mogelijk thuisblijven en nu ook nog de avondklok respecteren, stel dat we dat nare virus dan de baas kunnen worden! Zijn wij dan niet allemaal oorlogshelden? In dit geval pandemiehelden? Misschien kunnen wij dan ook over een aantal maanden Bevrijdingsdag vieren. De vlaggen uit met rood, wit en blauw, hossend door de straten om te vieren dat we gewonnen hebben van het Coronavirus!

Het wordt koud op het balkon, dus ik ga weer naar binnen. Nog even kijk ik door het raam naar buiten, naar een uitgestorven Van Woustraat. Als ik naar de keuken loop om wat drinken in te schenken, ben ik aan het neuriën, zoals ik zo vaak enigszins onbewust doe. Dan realiseer ik me ineens wat ik aan het neuriën ben: het is stil in Amsterdam, dat mooie nummer van Ramses Shaffy.

Ja, het is stil in Amsterdam. Door de avondklok. We gaan het Coronavirus met elkaar te lijf!

Wat een bevrijdend gevoel!